U gebruikt een verouderde browser. Wij raden u aan een upgrade van uw browser uit te voeren naar de meest recente versie.

 

Engelenpraat 8 over kerk

In de loop der jaren ontwikkelde zich een persoonlijke omgang met 'Gidsen van het Licht'. Elders zullen dergelijke ervaringen weer anders benoemd worden. Het gaat altijd om een ontmoeting met een Lichtwezen, Iemand die boven het gewone alledaagse uitstijgt, liefde, wijsheid en vrede uitstraalt. Voor mij, vanuit mijn traditie, is dat een engel, nauw verbonden met Jezus en met God. Sommigen beleven zo'n ontmoeting éénmaal, bij toeval, anderen gaan er gericht naar op zoek. Zo leerde ik 'geïnspireerd schrijven' in de vorm van een soort 'vraag- en antwoordspel' waarin ik met mijn vragen kwam, en al luisterend de antwoorden opschreef: het was en is voor mij een prachtige vorm van gebed, niet alleen via woorden, maar ook via beelden en gevoelens en energie. Daar wil ik je graag in laten delen. En niets houdt je tegen om zelf ook te gaan oefenen: zie 'engelen-contact NU'

 

 Voor deze pagina heb ik gekozen voor een tekst waarin het vooral gaat over een innerlijke strijd tussen een oud, zwaar orthodox christelijk geloof (mijn familie komt uit de Gereformeerde Gemeente) en de vrije, eigen vorm van  mijn omgang met Hogerhand  en met de kerk nu. Je kan van gedachten veranderen (gelukkig maar) - gevoelens veranderen blijkt een stuk moeilijker.... 

De gidsen komen op deze pagina weinig aan het woord, het is meer een dagboekvorm, al waren zij zeker aanwezig tijdens het schrijven.

  

Bij de meditatie vandaag zat ik te worstelen met een deel van mezelf dat ik maar niet kan en wil accepteren, niet zozeer uit angst (al komt dat er natuurlijk ook bij) maar vooral uit onwil. Het oude ‘kerkse’ deel, zeg maar. Ik bedacht hoe dat al heel vroeg twee totaal verschillende sporen waren: de vertrouwde liefdevolle privé-relatie met wat ik ook ‘God’ noemde, maar die totaal niet leek op de God van de anderen. Daar heb ik later natuurlijk wel meer over nagedacht, de strenge treurnis in de kerk, de moeizame relatie met de God van mijn ouders, de formele manier waarop mijn vader bad, en dan alle gedoe die ik als student en als dominee meemaakte in de kerk… Maar ik heb me nooit zo gerealiseerd hoe deze vorm van ‘geloof’ ook verinnerlijkt is, een verborgen deel van mij vormt. Geen wonder dat het zo botst, want het is ZO tegengesteld aan mijn bewuste manier van geloven… Toen zag ik ineens hoe dat stuk van mij beschadigd en gekwetst was, misvormd was geraakt, en ik dacht: als dat nu eens een willekeurig klein kind was, van mij afhankelijk, huilend, mishandeld, zou ik dan ook zo hard en afwijzend zijn, vinden dat dat gezeur maar eens op moet houden?

Toen kon ik eindelijk een knop omzetten, en er anders naar kijken, en ontdekken dat ik ook met liefde naar die verborgen delen van mezelf toe kan gaan, ze zelfs ontvangen. Dan kom je de weerstand op een dieper niveau tegen, en dat is pijn van de oude soort, de Jans-pijn, zeg maar. Ja, ik geloof dat ik het maar vernoem naar mijn tante Jans, altijd het symbool van een mens die zo verzuurd was geraakt door dat superorthodoxe GerGemgeloof. Wel nieuw om haar ook als zo beschadigd te zien. Want dat wás ze natuurlijk wel. Alle vreugde verdwenen. De Jans in mij dus. Hard. Oordelend. Was zij inderdaad ook. Mepte in op haar kinderen. Ik mag nog erg gelukkig zijn dat zij mijn moeder niet is geworden.

The captive angel; Vladimir PortyanoyThe captive angel; Vladimir PortyanoyGoed. Niet blijven hangen bij de echte Jans. De Jans in mij, daar gaat het om. Die niet gelooft dat er redding is. Die eerder gelooft dat de hel eeuwig is – nu al is. Dat je de Naijverige God met alles wat in je vermogen ligt moet proberen gunstig te stemmen, zo veel mogelijk gehoorzamen, maar dat het nooit genoeg is omdat je nu eenmaal mens bent en het dus eigenlijk niet kan, je kan NIETS. Volkomen hopeloos. Dit is leven in de duisternis in optima forma. Geen lichtpuntjes. Alleen plicht. Oordeel. Angst. Het is zo zwaar, zo definitief, dat het inderdaad alleen maar in z’n geheel begraven kan worden in het onbewuste, in de hoop dat het zich verder koest houdt. Wat het natuurlijk niet doet, maar dat weet je dan nog niet. Ik ben er natuurlijk regelmatig stukjes van tegengekomen en heb geprobeerd ze er uit te werken, maar het voelt nu alsof het gewoon weer aangroeide, omdat de kern bleef zitten waar ze zat. Daar kon geen licht van bewustzijn bij komen. Kan dat nu wel?

Jans. Als ik haar beeld voor me zie voel nu vooral een groot medelijden met dat verborgen deel in mij. Daar zit ze niet op te wachten. Ze wil, in haar angst, gehoord worden, gehoorzaamd worden. Ze wil dat ik oog krijg voor haar realiteit – de duisternis. Ze gaat zeker niet toegeven dat ze het bij het verkeerde eind heeft, daarvoor is de angst te groot, de angst dat ze daarmee voor eeuwig verdoemd is, want toch voor het verkeerde gekozen. Ik vraag haar wat het verschil is – is ze nu al niet verdoemd, ongelukkig, godloos? Nee, ik weet niet waar ik over praat. Oppervlakkige onzin. Ik ga, als ik zo doorga, naar de hel. Het eeuwige vuur. Zij is het enige deel van mij dat nog weet heeft van de waarheid, dat mij kan redden. Bekeren. En ik hoef niet te vertellen dat ik niet bekeerd hoef te worden – dat is alleen maar een bewijs dat het juist wél zo is. Er bestaat geen lieve aardige bloemetjesgod met witte engeltjes met glanzende vleugeltjes en lieve praat. De goddelijke wereld is hard en rechtvaardig. Een machtige Heer. Donder en bliksem, wie kan voor zijn aangezicht bestaan. Rest een mens niets anders dan te knielen in het stof. Nederigheid. Gehoorzaamheid. Totale overgave. Geen eigen wil. Geen eigen belangen. Je ellende kennen.

Ik begin eerlijk gezegd een beetje genoeg van deze Jans te krijgen. En ik moet naar een voorstelling van Karin Bloemen. Tja. Enige oppervlakkigheid is mij niet vreemd, ik geef het toe. Ik vind het ook heel erg, als ik het even echt probeer te voelen – heel erg. Ik kan haar nog niet op andere gedachten brengen. Alleen maar proberen bij haar in de buurt te blijven. Jans en ik – samen naar Karin Bloemen. Wie had dat ooit gedacht! Jawel, ik begrijp dat ik het weer een beetje van me af wil zetten. Maar wat was ook alweer de belofte – als je jezelf wil leren kennen, dan werkt het Hoger Zelf mee om de volgende stap te zetten, en kunnen er dingen gaan veranderen. Want dat zal Jans met me eens zijn – veranderen is goed. Aan deze oorlog moet een einde komen.

 

’s Avonds, bij Karin Bloemen, viel het kwartje al vrij snel – Jans is alleen te benaderen met/vanuit liefde. Dat is de ingang, het enige overtuigende argument. Haar afwijzen bevestigt alleen maar haar duisternis als enige vorm van bestaan. Daar komt nog bij dat ik bepaalde eigenschappen die nu in het ‘vijandige Jans-kamp’ zitten, heel goed kan gebruiken, mits ze inderdaad kennis hebben gemaakt met de liefde. Welke eigenschappen dat dan ook alweer zijn?! Nee, laat ik het niet te theoretisch benaderen. Ik denk dat we hier met iets heel wezenlijks bezig zijn, in ons beider belang. En zelfs als het wegzakt –wat ik niet wil- dan nog komt het weer tevoorschijn, onherroepelijk. Dit is misschien wel een deel van onze taak, hier in dit leven. De reden waarom ik al die energie mijn leven lang in de kerk heb gestoken: in de buitenwereld veranderen wat eigenlijk in mijn binnenwereld zetelde. Het verlangen naar liefde is er wel, maar heel diep weggescholen, in de categorie ‘onmogelijke verlangens’. En toch staat alles in het teken van de weg ernaar toe. Alle energie is daarop gericht. 'Wees volmaakt. Werk hard, voor anderen. Zet je in voor de kerk, Gods volk. Verzaak nooit je plicht. Wees doordrongen van je ellendige, zondige staat. Iedere vreugde trekt je daarbij vandaan, dus bij God vandaan. Voel je schuldig bij alles wat je niet direct voor God doet. Bij alles wat je te weinig doet. Niet goed genoeg doet. Wees geen zachte heelmeester, want die maken stinkende wonden. Dus ontspan nooit, wees niet lief voor jezelf, zak niet weg in wereldse zaken.'  

Ja, dat is het wel even genoeg. Een Godvruchtig leven. Jans en haar aloude ideeën laten zich leiden door angst, dat kan ik wel voelen. Ondanks al mijn pogingen heeft de innerlijke Jans geen gelijke tred kunnen houden met de ontwikkeling van mij, van de bewuste Rini. Het is een beetje zo’n soort verhaal van de laatste rest, die zich terug trekt op de hoogste berg, en zich daar tot het uiterste verdedigt. Er staat veel op het spel, eeuwig heil, denkt Jans, ze kan en mag het niet opgeven. Of eigenlijk is het niet de top, meer een diepe spelonk ín de berg, met zeer regelmatig een stiekeme uitval om de vijand zoveel mogelijk te verzwakken.

Als ik mijn ogen dichtdoe zie ik haar groeien tot een grote dreigende donkere gestalte. hmm. Ja, ik heb wel een soort angst, een soort ‘heilig ontzag’ voor haar. Dat maakt die liefde niet gemakkelijker. En er is ook haat en wrok, voor zoveel levensplezier verpesten. Hoe kan zich dat allemaal binnen één mens afspelen?! Of zit ik Jans nu op te zadelen met zo ongeveer alles wat ik in mijn onbewuste heb weggestopt? En hoe erg is dat dan, of: hoe vermijd je dat dan? Ik ben ook maar een beetje in het wilde weg aan het raden! Goed. Verwarring dus. Tijd om Clara om hulp te vragen. Lieve Clara. Hoe moet ik het aanpakken om uit die verwarring en tegenzin te komen, en verder te kunnen. Wil je me helpen?

Ja. Je bent bezig met een lastige opgaaf. Dus niet meteen piepen schat. Je wist dat zelfonderzoek niet eenvoudig zou worden en soms zelfs vervelend zou zijn. Dit is zo’n moment. Bij dit Jans-stuk zit heel veel weerzin. Je hebt in je leven zo je best gedaan om van haar vandaan te evolueren, en dat is in veel opzichten ook zo goed gelukt, dat het extra pijnlijk is om te ontdekken dat ze nog wel steeds deel van je onbewuste is. Je wil gewoon niet weten hoezeer dit deel je nog beïnvloedt, en blijft er liever ongelukkig onder, vertrouwd ongelukkig, dan je daar wéér mee bezig te moeten houden. Niet voor niets de naam ‘Jans’ die tante was vroeger al een soort alien voor je, en toen zat je er zelf nog middenin. Dus met die naam schep je al extra afstand. Het is een deel van je. Een heel belangrijk deel zelfs. Het deel waarvan je beloofde het in dit leven om te vormen, daarom nam je het mee. In je op. Het wordt tijd, hoog tijd, dat het aan het licht gebracht wordt. Hoog tijd. Laat het je niet langer hinderen, niet langer een barrière vormen tussen jou en het licht, jou en de liefde, jou en het geluk, jou en de vrede.

Dit karakterdeel is een uitvloeisel van verkeerd begrepen en uitgevoerde macht. Een uitvloeisel van verkeerd begrepen godsdienst. Je hebt gelijk, dat het voor je gevoel heel groot en onoverzichtelijk is, maar dan vergeet je dat je met je denken al heel lang bezig bent met dit thema, en het al heel goed doorziet. Dat maakte het conflict in jou heviger. Signaal dat het aangepakt kan en moet worden. Dat het tijd is. Je voelt het. En nu klem je je vast aan de laatste strohalm – dat je niet weet hoe het moet. Maar dat weet je natuurlijk wel. Om hulp vragen – kijk, dat heb je al gedaan! Mediteren – kijk, dat heb je ook al gedaan, of in ieder geval een poging in die richtingJ Dus ik zou zeggen – schrap om te beginnen de naam Jans, ja, de naam Heiltje, die je nu te binnen schiet, is beter. Zo heette je oma, en ook dat was afgeleid van Hendriena, je eigen doopnaam.

 

Goed… Heiltje dus. Familienaam. Ik roep haar beeld weer op. Heiltje zit klaar, vol strijdlust, op me te wachten. Ze wil in discussie. Goed. Ik luister.

H: Je moet naar mij luisteren, deed je dat maar eens! Hoe ik ook mijn best doe, je luistert NOOIT, het gaat van kwaad tot erger. Je gelooft al bijna nergens meer in, waar moet dat heen. De bijbel zegt je vaak nauwelijks meer iets. Hoe kan dat. Zonder bijbel glijd je af, steeds verder en verder. Je wordt je eigen wet.

R: weet je, Heiltje, je kan zo nog bladzijden doorgaan, maar het zou me eigenlijk niet echt raken. Ik wil veel liever weten wat er áchter al die raad zit, wie jij bent, wat je vertegenwoordigt, waar je in mijn leven uitwerkt en hoe.

H: dat wil je alleen maar weten om me des te beter te kunnen elimineren.

R: Nee. Ik moest er even over denken, maar nee. Ik heb nu wel geleerd dat het anders moet en kan. Dat jij een deel van mij bent, en zelfs als ik het zou willen niet geëlimineerd kan worden. Ik wil je in mijn leven – op een positieve manier. Ik besef dat ik daar meer heel van zou worden, gelukkiger zelfs. Ja ja! Happy met Heiltje!

H: ja, maak er maar grappen over. Dit is een serieuze zaak. Maar het stelt me wel een beetje gerust. En dit is ook geen leven. We kunnen misschien heel voorzichtig een poging wagen, met langzame voorzichtige kleine, heel kleine stapjes.

R: Heel graag. Wat wil je dat het eerste stapje wordt?

H: Ik wil dat je even stil bent, en voelt hoe ik me voel.

R: Goed. Je voelt je bedreigd. Je spieren gespannen, klaar om te vluchten, in verwachting van klappen. Je verwacht niets van het leven, behalve narigheid. Je hebt enorm geleden onder al die foute macht, die opgediend werd met een Goddelijke Goudlaag. Om te overleven was er maar één keus: je aanpassen. Meegaan in hun wanen, en daar dan in vredesnaam maar je trots uit putten, de beste, meest overtuigde slaaf van allemaal. Nederig. Godvrezend. Veroordelend. Nog erger worden dan de baas, zoals de butler in Downton Abbey. Je hebt jezelf opgegeven Heiltje, in de veronderstelling dat je zo jezelf redde. Het zelf-denken opgegeven. Dus gaan alle alarmbellen af als ik probeer dat wél te doen, op nieuwe ideeën kom. Dat ervaar jij als een bedreiging van ons allerdiepste bestaan. Je weigert resoluut elke verandering, omdat verandering begint bij een zelfstandig, eigen nadenken en daar ook naar handelen. Maar aanpassen = ver­loochenen = afsterven. Een vorm van geestelijke dood. En die geestelijke dood vóelen de aanpassers ook, maar ze geven het een andere verklaring, het is hun ongeloof, het is hun zondigheid, hun nog-niet-bekeerd zijn. Dus nog meer aan de regels houden, nog fanatieker slaaf worden. Ach. Zie je niet, Heiltje, hoe vreselijk deze vicieuze cirkel is. ZIE JE HET??

Heiltje zit in elkaar gedoken, hoofd naar beneden. Ik ga weer bij haar zitten en sla nu mijn arm om haar heen. Samen hebben we verdriet.

Om hulp gevraagd. Er is zóveel duisternis om ons heen. En zelfs ín ons, in mij, al zet ik het dan apart met die gekke naam ‘Heiltje’. Ik bedacht me dat ook zij (ik dus) vaak de kant van de duisternis heeft gekozen, en omdat het de naam van godsdienst heeft gekregen maakte dat het extra verwarrend. De duisternis die het masker van God opzet. Zoals ook wij mensen een masker opzetten, en het duister in ons weigeren te erkennen. Ik kijk naar Heiltje, en zie hoe er een korst van onverzettelijkheid, van trots om haar heen is gebouwd. De trots van ‘kijk mij eens m’n best doen’, ‘ik heb de goede kant gekozen’, ‘ik zorg overal voor’. Maar toen ineens kreeg ik een glimp van de toestand daarachter. En dát was er één van leegte en wanhoop. Daarmee waren die pretenties ineens in één keer doorgeprikt. Ik deed mijn best om er met liefde bij te blijven. Nu nog steeds. Het voelt een stuk zachter van binnen. Ik moet ook nog van de verrassing bekomen, het is nu achteraf heel logisch, maar de korst was heel effectief, het voelde altijd strijdvaardig, zeker, bazig. En nu ineens die zachtheid. Ach, wat heb ik toch altijd mijn best gedaan. De kunst afgekeken van vrouwen als mijn moeder, mijn oma. Weg met alle zwakte, je moet je staande houden, overleven! En er is niemand om je te helpen, zelfs God is een onvoorspelbare vaak vijandige heerser. Ik begrijp weer wat beter, Clara, wat jullie hulp van enorme betekenis is geweest in mijn leven. Mij met eindeloos geduld de lichtkant wijzen. Dank jullie wel. De wereld is vol leegte en wanhoop. Maar de liefde is er ook. DANK JULLIE WEL lieve Gidsen en Helpers.

 Hugo Simberg, the wounded angelHugo Simberg, the wounded angel

 vlg blzvlg blz